stoomzuivelfabriek ‘Wapserveen’

Inleiding

De voormalige stoomzuivelfabriek “Wapserveen” werd in 1896 opgericht onder de naam “De Coöperatieve landbouwvereniging voor de boterbereiding en aanschaffing van veevoeder en kunstmeststoffen te Wapserveen” door de landbouwers Jan Oosterveld en Lambertus Hoogenkamp die als gemachtigden optraden van een aantal landbouwers in Wapserveen en Kallenkote.
De zuivelfabriek is gelegen aan de zuidzijde van het lint door het veenontginningsdorp Wapserveen. Wapserveen behoorde lang tot een van de belangrijkste veeteeltgebieden van Drenthe. Van de eerste bouwfase van de zuivelfabriek is nog de oostelijke vleugel aanwezig, bestaande uit een woongedeelte rood en geel siermetselwerk, segmentbogen boven de ramen en gezet onder een parallel aan de weg lopen zadeldak. Tijdens de Tweede Wereldoorlog daalde de melkproductie, niet alleen in hoeveelheid maar zeker ook in kwaliteit. De oorzaak hiervan was dat er minder grasland was door de scheurplicht1 en door de ontzoding voor het Duitse vliegveld op de Havelterberg. Er moest om die reden worden uitgeweken naar nieuwe, onverzorgde weiden. Tenslotte was het gebrek aan krachtvoer een oorzaak van het verminderde vetgehalte van de melk. De eerste jaren na de oorlog was het moeilijk om de kwaliteit van de melk op peil te krijgen. Dit lukte in Wapserveen uiterst goed, in 1946 bleek de zuivelfabriek in Wapserveen met 3,69% het hoogste vetgehalte in Drenthe te hebben. Wapserveen ging dan ook tot een van de belangrijkste fokgebieden van Drenthe behoren. In 1948 behaalden de zuivelfabrieken in Uffelte en Wapserveen weer de melkkwaliteit van voor de oorlog. Aan het begin van de jaren vijftig had het landbouwareaal en de melkproductie in Drenthe zich weer volledig hersteld en kon vervolgens optimaal gebruik worden gemaakt van de moderniseringen die in deze periode hun intrede deden op het gebied van betere landbouwmachines en het gebruik van kunstmest. De melkproductie schoot omhoog en er is in de jaren vijftig dan ook een golf van uitbreidingen bij zuivelfabrieken in Drenthe te constateren.

De uitbreiding van de zuivelfabriek in Wapserveen kwam in 1949 tot stand toen een nieuw, drie verdiepingen hoog middendeel werd gebouwd en waarbij de oostelijke vleugel op dezelfde wijze werd vernieuwd. De uitbreiding werd ontworpen door het Leeuwarder Architectenbureau Meek in opdracht van het bestuur van de Coöperatieve Zuivelfabriek Wapserveen. De fabriek sloot in 1977 en is nu in particulier bezit als woonhuis en opslagruimte.

Ook al valt het oudere gedeelte aan de westzijde buiten de redengevende omschrijving in verband met de door het project gehanteerde begrenzing van de periode 1940-1969, hoort het onlosmakelijk bij de hier beschreven uitbreiding vanwege de ensemblewaarde, de gaafheid en vanwege de cultuurhistorische waarde als eerste bouwfase van de zuivelfabriek.

Omschrijving

Zuivelfabriek, gebouwd als uitbreiding bij en deels ter vervanging van de in 1896 in Wapserveen gebouwde zuivelfabriek. De uitbreiding uit 1949 betreft een hoog middendeel van drie verdiepingen onder een plat dak en een lagere vleugel aan de oostzijde, eveneens onder een plat dak. De bouwdelen zijn opgebouwd uit mestelwerk van een bruinrood genuanceerde steen in halfsteensverband. De voorgevel van het hoogbouwgedeelte bestaat uit vier raamtraveeën boven drie dubbele met staal beklede fabrieksdeuren onder een betonnen luifel. Elk raamtravee bestaat uit drie stalen raampartijen die van elkaar worden gescheiden door borstweringen van siermetselwerk met een centrale decoratieve betonnen ruitvorm. De ramen worden – om het pand optisch monumentaliteit te geven – van onder naar boven toe steeds groter. De ramen op de eerste verdieping zijn rechthoekig liggend met een staande drieruits roedeverdeling, op de tweede verdieping zijn ze nagenoeg vierkant met eveneens een staande drieruits roedeverdeling. De ramen op de bovenste verdieping zijn het grootst en hebben een zesruits roedeverdeling afgetopt met een segmentboog. Per travee zijn de ramen per drie stuks gevat in een betonnen sierlijst met segmentboog en centrale betonnen sluitsteen. Aan de oostzijde van de hoogbouw zijn nog eens twee stalen ramen van hetzelfde formaat als aan de voorzijde (op deze verdieping) aangebracht en bevindt zich ook de brede schoorsteen die boven het dakvlak uitsteekt en is versierd met terugliggende staande stroken met gevlochten siermetselwerk en een kleine sierlijst boven en onder. Deze zijn per verdieping aangebracht, waarvan drie stuks op de lange zijde en één stuks op de korte zijde van de schoorsteen.
De zijvleugel aan de westelijke kant bestaat uit twee bouwlagen onder een plat dak en bevat eveneens twee vergelijkbare betonnen sierlijsten, maar dan geheel gevuld met een stalen raam met een negenruits roedeverdeling. Daarnaast zijn per verdieping drie ramen op rij met afgeronde hoeken geplaatst, elk met stalen ramen met een zesruits roedeverdeling. Ook in dit bouwgedeelte zijn ruitvormen als versiering in de gevel aan gebracht. De betonnen sierlijsten maken de suggestie van kalkzandsteen doordat ze in delen in elkaar zijn gezet en de “naden” op deze wijze de suggestie van natuursteen geven. De sierlijsten hebben een verfijnde detaillering met diverse randen.
De bouwdelen aan de voorzijde als ook enkele aan de achterzijde en de schoorsteen zijn getopt met uitkragende daken met ingebouwde goot die door hun volume de suggestie van beton geven en elk bouwdeel afzonderlijk definiëren. De bouwdelen aan de achterzijde zijn deels bekapt en deels onder platte daken gezet. Delen van de achterste bouwdelen zijn uit de eerste bouwfase (met dakpannen beklede zadeldaken en gele streklagen) en bouwdelen uit de tweede fase zijn te herkennen aan de platte daken de betonnen lateien boven de deuren en ramen. En aantal deuren zijn identiek aan de fabrieksdeuren in de voorgevel.

Waardering

Voormalige zuivelfabriek (2e fase), gelegen aan Midden 184 te Wapserveen in de gemeente Westerveld, gebouwd in 1949 door Architectenbureau M.O. Meek uit Leeuwarden, van belang voor de provincie Drenthe vanwege de:

  • cultuurhistorische waarde, als zijnde een authentieke en representatieve uitdrukking van de vroeg-naoorlogse ontwikkelingen in de Drentse zuivelindustrie
  • architectuurhistorische waarde, zich uitend in de buitengewone esthetische kwaliteiten van het ontwerp en als zijnde een representant van het op een traditionele leest gestoelde naoorlogse industriële erfgoed van Drenthe
  • authentieke situering van het pand en de ruimtelijke relatie met de omgeving
  • uitzonderlijke gaafheid van het ontwerp
  • typologische zeldzaamheid van een gave zuivelfabriek en van zuivelfabrieken in Drenthe in het algemeen