“Paulus- en Bernadetteschool”
Inleiding
Voormalig dubbele rooms-katholieke B.L.O. “Paulus- en Bernadetteschool” – nu de algemeen christelijke speciale basisschool De Toermalijn – gelegen aan de Sparrenlaan 4-5 te Emmen aan de rand van het bos De Emmerdennen, gebouwd in 1955-1956 in opdracht van het Bestuur van de Gregoriusstichting te Utrecht, naar ontwerp van de architect Jan van Dongen jr. (Apeldoorn).
De school is gebouwd als een dubbele streekschool voor buitengewoon lager onderwijs opgezet door de Utrechtse fraters en Amersfoortse zusters. De school werd geopend op 15 maart 1956 en had voor die tijd veel verschillende faciliteiten, als een huishoudlokaal, een gymzaal, een speelzaal, wasgelegenheid en ruimtes voor diverse activiteiten. De school had ten doel de leerlingen in kleine klassen individueel en in eigen tempo onderwijs te geven.
Het ontwerp van de school getuigt in eerste instantie van een traditionele ontwerpopvatting, passend bij de katholieke bouwgedachte en is een representant van het type gangschool met meerdere in gangen, waarbij de sanitaire units aan de overzijde van de gang zijn gepositioneerd. De school is grootschalig opgezet, met op dit moment achttien lokalen waarvan enkele semi-permanent. Bijzonder aan de school is de ongebruikelijke koppeling van de gymzaal aan de entreepartij die als scheidend element op het schoolplein fungeert. Hierdoor wordt de indruk gewekt dat dit op deze wijze werd toegepast voor de scheiding van jongens en meisjes, hetgeen niet ongebruikelijk was op katholieke scholen. Het complex is in de loop der tijd aan de achterzijde uitgebreid, maar het eerste bouwdeel uit 1955-1956 bevindt zich nagenoeg nog in de oorspronkelijke staat. De raampartijen zijn echter vernieuwd.
In 1967 werd de school uitgebreid met twee vleugels. In 1973 fuseerden de Paulusschool en de Bernadetteschool en ging de school verder als Paulusschool. In 1978 kwam er een Afdeling Praktische Vorming. Bij de fusie telde de Paulusschool 200 leerlingen. Bij de fusie in 1999 met de PC Dennenschool werd de nieuwe school De Toermalijn genoemd, een interconfessionele school voor speciaal basisonderwijs. De uitbreidingen van 1967 en daarna vallen niet onder de redengevende omschrijving.
Na de Tweede Wereldoorlog was er een enorm tekort aan schoolgebouwen. Door het oorlogsgeweld waren er 273 scholen verwoest en 1.000 scholen zwaar beschadigd. Bij de wederopbouw van het land kreeg de woningbouw tot ver in de jaren vijftig prioriteit. Noodscholen, semi-permanente voorzieningen of tijdelijk als school ingerichte bestaande gebouwen moesten voorzien in de behoefte aan kleuter- en lagere scholen. Toch waren er belangrijke vernieuwingen op het gebied van de scholenbouw, die met name vanaf de midden jaren vijftig hun beslag kregen.
De rijksoverheid nam in de naoorlogse periode de centrale leiding over de scholenbouw en werden aanvragen voor de bouw van scholen afhankelijk van rijksgoedkeuring van Centrale Directie van de Wederopbouw en de Volkshuisvesting. Nieuwe inzichten over pedagogiek, hygiëne en sociale verhoudingen waren van grote invloed op de ontwikkeling van het schoolgebouw. Ook de intrede van nieuwe bouwtechnieken als montage- en systeembouw beïnvloedden sterk het denken over scholenbouw. Met name vernieuwingen in Amerika, Scandinavië en Engeland werden door Nederland op de voet gevolgd. Enkele nieuwe voorwaarden voor de bouw van een school werden bijvoorbeeld de plaatsing in het groen, de oriëntatie en de aanwezigheid van grote ramen voor veel zon en lichttoe-treding, goede ventilatie en een vriendelijke, uitnodigende uitstraling van de architectuur. In het lager onderwijs heerste het verlangen de traditionele groepslessen af te wisselen met individueel werken. De behoefte van het kind kwam steeds meer centraal te staan. Deze ontwikkelingen kwamen echter niet zomaar op gang en in de kleinere gemeenten werd nog enige tijd op de traditionele wijze gebouwd in baksteen en met een gang langs de lokalen.
De vele verschillende – geslaagde en minder geslaagde – naoorlogse schoolontwerpen laten een typologische zoektocht zien naar de meest ideale school. Binnen deze ontwikkeling zijn zogenaamde prototypen ontstaan, die weer ter inspiratie hebben gediend voor andere architecten. Een van de
ontwikkelde prototypen was de gangloze school, die als Nederlandse uitvinding wordt beschouwd.
De paviljoenachtige school had meerdere ingangspartijen waardoor er optimaal gebruik kon worden gemaakt van luchtverversing en daglichttoetreding. Ook de halschool doet zijn intrede waarbij de klaslokalen rond een centrale hal worden gegroepeerd.
Een ander aspect dat de scholenbouw in de naoorlogse periode lang bleef beïnvloeden was de verzuilde samenleving en als gevolg daarvan het verzuilde onderwijsstelsel. Daardoor werden er niet alleen veel verschillende scholen gebouwd maar ook elk met de behoefte aan een eigen (bijvoorbeeld katholieke) identiteit. Tenslotte werd vanaf 1955 voor door het Rijk gesubsidieerde scholen een regeling vastgesteld dat 1% van de bouwsom mocht worden bestemd voor decoratieve aankleding. De rijksbouwmeester koos in dergelijke gevallen het type kunstwerk en de kunstenaar.
Jan van Dongen jr. (1896-1973) – neef van de in Breda gevestigde architect Jan van Dongen – volgde een opleiding aan de Ambachtsschool van Breda en Bouwkunde in Amsterdam. In 1923 vestigde hij zich als zelfstandig architect in Apeldoorn, waar hij bekendheid kreeg met de bouw van de S.S. Fabianus & Sebastianuskerk (1924), de eerste pilaarloze kerk in Nederland. Als lid van de AKKV, de Algemeene Katholieke Kunstenaars Vereeniging, bevond hij zich in een kring van gelijkgestemde kunstenaars en architecten. Hij werd er gekozen tot ondervoorzitter van de vakgroep Bouwkunst, tot na de Tweede Wereldoorlog de meest actieve vakgroep van de vereniging. De Delftse School werd er als een belangrijke stroming gezien, in navolging van de tot het katholicisme bekeerde architect M.J. Granpré Molière. Van Dongen’s werk getuigt dan ook van een traditionalistische inslag. Hij bouwde veel rooms-katholieke kerken, maar ook scholen en gestichten. Zijn latere werk, de
St. Franciscus (1961–1962) in Nunspeet en de St. Nicolaas (1962–1964) in Odijk, hebben een moderne stijl, die geïnspireerd lijkt door het functionalisme van de Nieuwe Zakelijkheid.
Door de intrede van de brede school worden momenteel veel scholen samengevoegd en oude schoolgebouwen afgestoten. Daarnaast voldoen veel naoorlogse schoolgebouwen niet meer aan de huidige eisen voor onderwijshuisvesting. Ook de toenemende behoefte van multifunctionele centra in de kleinere en middelgrote kernen, doet de druk op de leegkomende oude schoollocaties toenemen. Al deze aspecten maken het dat een fors aandeel van het naoorlogse scholenbestand in de komende tien jaar zal gaan worden gesloopt. Ook in Drenthe is een groot deel al afgebroken of wordt binnenkort afgebroken. De zeldzaamheid van dergelijke representatieve en gave schoolgebouwen wordt met de dag groter.
Omschrijving
De plattegrond van de school bestaat uit een aaneenschakeling van lokalen langs een gang, per twee of drie lokalen samengevoegd in eenlaagse bouwdelen onder een licht hellend lessenaarsdak. De lokaalblokken worden afgewisseld door onder andere sanitaire units met wc’s en wasgelegenheden. Elk lokaal bevat een opvallend grote raampartij die door het metselwerk wordt omlijst. De indeling van de ramen is gewijzigd ten opzichte van de oorspronkelijke situatie, maar verstoren het geheel geenszins.
Het geheel is opgebouwd in geel-bruin genuanceerd metselverband, met (voormalig nieuwe) houten raamkozijnen en puien, onder lessenaarsdaken met daarop bitumen. Bijzonder fraai zijn de uitkragende daken aan de voorzijde, waardoor de gootklossen goed zichtbaar zijn en bijdragen aan de esthetische kwaliteiten van het ontwerp.
De centrale entree is terugliggend geplaatst en heeft een andere pui-indeling dan oorspronkelijk. In een rechthoekig bouwvolume onder een lichthellend zadeldak is haaks op de entreepartij een gymzaal gebouwd. De kopgevels van de gymzaal stijgen boven het dakvlak uit en geven met hun vleugel-uiteinden een bijzondere uitdrukking aan dit bouwvolume. De raamkozijnen zijn niet origineel maar geven met hun raamindeling een relatief goede indruk van de oorspronkelijke opzet De gymzaal scheidt het schoolplein in twee helften. Later zijn er andere bijgebouwen bijgeplaatst, waardoor er een momenteel een omsloten binnenplein is ontstaan.
De oorspronkelijke bouwdelen aan de zijkant van het complex bestaan uit een eenlaagse bebouwing onder licht hellende zadeldaken, eveneens bekleed met bitumen.
De school is gelegen in een parkachtige setting met brede grasstroken met diverse bomen rondom. Bij de entree is een bronzen beeldje geplaatst van een voetbal spelende jongen (kunstenaar n.t.b.).
Waardering
Voormalige rooms-katholieke dubbele “Paulus- en Bernadette school” voor bijzonder lager onderwijs – nu obs de Toermalijn, gelegen aan de Sparrenlaan 4-5 te Emmen, gebouwd in 1955-1956 door architect Jan van Dongen (Apeldoorn), van algemeen regionaal belang voor de provincie Drenthe vanwege de:
- cultuurhistorische waarde gelet op het belang van de school als representatief voorbeeld van de ontwikkelingen in de naoorlogse scholenbouw en voor de identiteit van de katholieke gemeenschap in Drenthe in het algemeen;
- architectuurhistorische waarde gelet op de esthetische kwaliteiten van het ontwerp zoals de fraaie dakoverstekken en raampartijen; uiting gevend aan de onderwijsvernieuwingen in de naoorlogse periode als typerende gangschool school met meerdere ingangen en waarbij de gymzaal deel uitmaakt van de entree en fungeert als scheiding tussen het mannelijke en vrouwelijke deel; vanwege het oeuvre van de voor de katholieke bouwkunst belangrijke architect Jan van Dongen jr.; vanwege de aan het gebouw gerelateerde kunstwerken;
- stedenbouwkundige waarde vanwege de grootschalige opzet en de positionering van bouwvolumes waardoor twee binnenpleinen ontstaan voor de scheiding van jongens en meisjes; vanwege de ruimtelijke relatie die het aangaat met de omgeving;
- visuele gaafheid;
- zeldzaamheid van dergelijke authentieke naoorlogse katholieke scholen in Drenthe.