Burgerwoning ‘Leijenhoeck’
Inleiding
De dubbele BURGERWONING met aangebouwd SCHUURTJE, genaamd ‘Leijenhoeck’, is gebouwd in 1909 en uitgebreid in 1917 in Overgangsarchitectuur. De naam Leijenhoeck verwijst naar het aan de westzijde gelegen beekje de Leijenloop, dat vanaf landgoed De Braak in noordwaartse richting loopt.
Het pand is gesitueerd op een zeer beeldbepalende plek op de hoek van de Hoofdstraat en het oude tracé van de Boerdijk te midden van villa-achtige bebouwing en vormt de entree naar het dorp Paterswolde. In 1842 werd in binnenbocht aan de zuidzijde een eerste huis gebouwd, gelegen tussen beide landgoederen. Dit is ongeveer de locatie van de huidige woning aan de Hoofdweg 256-258.
In 1876 werd de Boerdijk verbreed en als eerste weg in de gemeente verhard. De weg kreeg nu de naam Hoofdweg. De verharding van de weg verbetert de verbinding met de stad Groningen en er volgt een toename van het weggebruik. Vanaf ca. 1900 wordt de Hoofdweg dan ook aan weerzijden gevuld met villa-achtige bebouwing. Vanwege de toename van het wegverkeer en de komst van recreërende passanten worden er meerdere pensions en café-restaurants langs de weg geopend.
Kenmerkend voor het toenemend belang van deze weg is de oostelijke verschuiving – en daarmee het rechttrekken – van het tracé in 1939 ter hoogte van de villa Leijenhoeck en de entree naar het landgoed Vennebroek. De oprijlaan naar Landgoed Vennebroek wordt daarmee ingekort en de entree met monumentaal toegangshek wordt aan de oostzijde van het nieuwe tracé herbouwd.
Het ontwerp van de villa presenteert zich zowel naar de Hoofdweg als naar het oude tracé en is daarmee ruimtelijk verbonden met de oorspronkelijke loop in de Hoofdweg. De hoekwoning markeert hierdoor het oude tracé van de Hoofdweg. Hierdoor vormt de villa tevens een belangrijke visuele schakel tussen landgoed Vennebroek en De Braak, twee Drentse landgoederen gelegen in het rijksbeschermde dorpsgezicht van Landgoederenreeks Eelde-Paterswolde. Vennebroek is van oorsprong een 17eeeuwse buitenplaats die deel uit maakt van een reeks landgoederen en buitenplaatsen rondom Eelde en Paterswolde. De oprijlaan (Vennelaan) liep vanaf de hoofdbehuizing van west naar oost en had een inrijhek aan de Hoofdweg, schuin tegenover de ingang naar Landgoed de Braak. Dit landgoed ligt aan de westzijde van het oude tracé van de Hoofdweg en heeft sinds het einde van de 19eeeuw geen hoofdbehuizing meer. Sindsdien is het een parkbos, opgesteld voor het publiek. Beide landgoederen hebben restanten van 19eeeuwse parkaanleg naar ontwerp van L.P. Roodbaard.
Op basis van kadastraal onderzoek is vast te stellen dat de woning in 1909 is gebouwd, tussen twee bestaande woningen. Het pand is in 1917 uitgebreid met een serre, een schuur en een tweede erker. Mogelijk is het vanaf die periode een dubbele woning. Volgens de woningkaarten van de gemeente was nummer 256 bewoond vanaf 1919 en nummer 258 vanaf 1925. De serre aan de oostzijde kwam, volgens inwoners van Paterswolde van oorsprong van de voormalige buitenplaats Noordwijk van de familie Hesselink, en werd door de plaatselijke aannemer verhuisd naar deze burgerwoning. Oude foto’s van Villa Noordwijk lijken dit verhaal te bevestigen. De serre wordt in 1917 op de kadastrale kaart ingetekend en is als vorm te herkennen.
De woning wordt aan zowel de noord- als oostzijde van de openbare weg gescheiden door een kleine tuin die is omhaagd. In de loop der tijd hebben een aantal wijzigingen plaatsgevonden. In opdracht van eigenaar G. Holt werd in 1958 in nummer 256 een toilet geplaatst en werd in nummer 258 een toilet in de schuur geplaatst, waarbij de gevelindeling werd gewijzigd. Waarschijnlijk zijn toen ook de hekwerken van de balkons gewijzigd. De houten gootlijsten zijn inmiddels deels vervangen en aan de achterzijde zijn enkele nieuwe vensters een nieuwe dakopbouw geplaatst.
De woning behoort tot het villa-achtige type en is opgetrokken in Overgangsarchitectuur, een verzamelnaam voor de vele varianten van een gemengde bouwtrant die de overgang vormt van de eclectische stijl naar een meer moderne, niet meer aan historische motieven gebonden, architectuur.
Omschrijving
De één bouwlaag hoge, deels onderkelderde BURGERWONING op samengestelde plattegrond wordt gedekt door een samengesteld zadeldak waarop (deels) geglazuurde zwarte gegolfde Friese pannen liggen. Aan de achterzijde is middels een hals een SCHUURTJE aangebouwd. Het pand is opgetrokken in rode lichtgesinterde baksteen met gesneden voeg. Op de samengestelde kap op het noordelijk dakvlak een dakkapel onder plat dak met samengesteld driedelig venster; op het zuidelijk dakvlak een niet-originele dakopbouw; deels vernieuwde houten goot waaronder (deels) een witgepleisterde gootlijst; hoge gemetselde schoorsteen op het dakvlak aan de noord- en oostzijde; topgevels met strakke houten winveren, topgevel aan de noordzijde decoratieve houten windveren met houten makelaar.
De gevels worden geleed door H- en T-vensters onder een witgepleisterde latei en witgepleisterde gevelbanden. Centraal in de noordgevel de entrees van beide woningen. De entree van nummer 256 bestaat uit een houten paneeldeur waarin glas met bovenlicht onder een witgepleisterde latei en waarvoor een stoep met rood/gele tegelvloer. De entree van nummer 258 bestaat uit een houten paneeldeur waarin glas met boven- en zijlichten (bovenlicht dichtgezet) onder een witgepleisterde latei. Aan de linkerzijde van de entrees een risalerende topgevel met op de begane grond een driezijdige gemetselde erker waarin vensters met gekleurd glas-in-lood in de bovenlichten. Boven de erker een balkon waarop de naam ‘Leijenhoeck’ en een vernieuwd ijzeren hekwerk waarachter dubbele houten paneeldeuren met glas en zij- en bovenlichten, alle onder rondboog met rollaag van rode steen. De top is witgepleisterd. Aan de rechterzijde van de entrees een driezijdige gemetselde erker onder plat dak met in de bovenlichten van de vensters restanten van geschilderd glas-in-lood.
Aan de rechterzijde van de oostgevel (voorgevel Hoofdweg) een rechthoekige serre (afkomstig van de buitenplaats Noordwijk) met afgeschuinde hoeken opgebouwd uit houten panelen waarboven een H-venster, gescheiden door houten stijlen. In de topgevel boven de serre een balkon met vernieuwd ijzeren hekwerk, waarachter dubbele houten paneeldeuren met glas en zijlichten onder witgepleisterde latei. Links van de serre en niet-origineel deur waarvoor een gemetselde stoep.
In de achtergevel (zuidzijde) nieuw metselwerk en een niet-origineel liggend venster. Aan de linkerzijde van de achtergevel een rechthoekige uitbouw onder plat dak met aan de zuidzijde nieuw metselwerk en een dichtgezet venster, aan de oostzijde een samengesteld tweedelig H-venster waaronder nieuw-metselwerk. Links van de platte uitbouw een hals die het schuurtje verbindt met de woning; aan de oostzijde van deze hals niet-origineel pleisterwerk waarin een dichtgezet venster.
In de topgevel links van de westgevel een vernieuwde deur met boven- en zijlichten en decoratief pleisterwerk. Links van de topgevel een inpandige houten paneeldeur waarin glas met roedenverdeling en met bovenlicht, waarvoor een gemetselde stoep, met aan weerszijden een klein staand venster; een driedelig samengesteld H-venster, een opgeklampte houten deur onder rollaag en rechts een niet-origineel venster.
Het aangebouwde SCHUURTJE op rechthoekige plattegrond is opgetrokken in rode lichtgesinterde baksteen en wordt gedekt door een schilddak waarop zwarte gegolfde Friese pannen; niet-originele goot. Aan oostzijde een opgeklampte houten deur met bovenlicht en twee staande getoogde 6-ruits vensters onder strek. Aan de zuidzijde een getoogd drieruits venster onder strek. In de westgevel een opgeklampte houten deur onder rollaag en twee staande getoogde zesruits vensters onder strek.
Waardering
De BURGERWONING met aangebouwd SCHUURTJE genaamd ‘Leijenhoeck’ van algemeen regionaal belang voor de provincie Drenthe vanwege de:
- cultuurhistorische waarde van de woning als bijzondere uitdrukking van de huisvesting van de burgerij in het Interbellum in Drenthe; de groei van dergelijke bebouwing langs de zich ontwikkelende verbindingsroutes naar de stad Groningen en als representant van het aantrekkelijke vestigingsklimaat van landgoederengordel Eelde-Paterswolde;
- architectuurhistorische en typologische waarde van de woning gelet op de zorgvuldige detaillering in Overgangsarchitectuur en bijpassend materiaalgebruik;
- hoge stedenbouwkundige waarde van de villa gelet op haar beeldbepalende ligging langs de Hoofdweg en ruimtelijke relatie met de historische infrastructuur, als visuele schakel tussen de landgoederen Vennebroek en De Braak, en als herkenbaar ankerpunt van de noordelijke entree van het van rijkswege beschermde dorpsgezicht ‘Landgoederengordel Eelde-Paterswolde’;
- hoge visuele gaafheid van het exterieur;
- gemiddelde mate van zeldzaamheid van dit type woning in de provincie Drenthe, echter op deze locatie, als representant van de historische verbinding tussen de landgoederen Vennebroek en De Braak en als markant begin van het rijksbeschermde dorpsgezicht, een zeldzaamheid.
Bronnen
- Bouwarchief gemeente Tynaarlo, bouwvergunningen Eelde, inventarisnummer 1459, 1460
- Fotoarchief ‘Ol Eel’
- Gesprek met K.J. Westerhof, lid van de historische vereniging ‘Ol Eel’
- RDMZ, ‘Toelichting bij het besluit tot aanwijzing van het beschermde dorpsgezicht Landgoederereeks Eelde-Paterswolde gemeente Eelde (Drenthe), 1995